Hirsi Ali snapt er niets van

Ataturk
Dé islam bestaat niet in Turkije. De religie is er net zo
versplinterd en geïnstitutionaliseerd als in Nederland het christendom.

Voor ‘islamkenners’ als Hans Jansen, Geert Wilders en Hirsi Ali die
graag over de ‘zuivere islam’ spreken en de religie als een monolitisch
blok willen voorstellen, moet Turkije,  met zijn baaierd aan
soennitische en shiitische (alevitische) stromingen, een moeilijk te
begrijpen land zijn. Het is daarom opmerkelijk dat Hirsi Ali zich deze
week in Die Welt ook als Turkijekenner opwierp en de strijd tegen het
(vermeende?) islamisme  belangrijker achtte dan de democratische wil
van het volk.

Volgens Hirsi Ali moet het Turkse leger niet onder controle van de
politiek staan, maar moet het leger de politiek blijven controleren.
Een bijzondere opvatting over democratie, die Hirsi Ali vast heeft
geleerd van haar collegae van het American Enterprise Institute, de
rechtse denktank die meent dat democratie met bommen valt te
verspreiden en het tegelijkertijd voor elkaar krijgt de steun aan
dictatoriale regimes in het Midden-Oosten uit (geo)politieke
overwegingen te rechtvaardigen.

In het stuk pleit Hirsi Ali voor een secularisme "dat rechten en
vrijheid van het individu beschermt, niet het ultranationalistische
soort dat een klimaat schept waarin Hitlers ‘Mein Kampf’ een bestseller
is, de Armeense genocide wordt ontkend en minderheden worden vervolgd."
Beste Ayaan, voor een dergelijk secularisme – zonder nationalisme –
moet je niet bij het Turkse leger zijn.

Het Turkse leger werpt zich van oudsher op als hoeder van de erfenis
van Büyük (Grote) Atatürk, de aartsvader van de Turkse Republiek, die
van Turkije in 1923 een staat maakte die door secularisme én
nationalisme bijeengehouden moest worden.

De islam moest van Atatürk terug naar de privé‐sfeer, de sharia
(seriat, de heilige islamitische wetgeving) werd afgeschaft,
de medresses (koranscholen) werden gesloten en het tot dan toe
traditioneel getinte religieuze onderwijs werd overboord gezet. Het
verdringen
van het geloof uit de publieke sfeer, gaf tot op zekere hoogte de
ruimte aan de religieuze (islamitische en christelijke) minderheden in
Turkije om deel te nemen aan het Turkse maatschappelijk leven. Om de
verschillende etnische en religieuze groepen onder één noemer bij
elkaar te brengen, creëerde Atatürk een Turks politiek nationalisme,
dat nog steeds het broze fundament is van de Turkse Republiek. Atatürk
ʹschiepʹ de Turkse taal en cultuur.

Wanneer -naar het oordeel van het leger – het seculiere of
nationalistische karakter van de staat in gevaar kwamen, greep het
leger hard in. Dat gebeurde in 1960, 1971, 1980 en min of meer ook in
1997. De laatste decennia  werd vooral kritisch gekeken naar de streng
religieuze Necmettin Erbakan, die geen geheim maakte van zijn wens een
grotere rol toe te kennen aan de islam in het publieke leven. Erbakan
deed bovendien met enige regelmaat antiwesterse en antisemitische
uitspraken, onder andere op bijeenkomsten van de Europese tak van zijn
beweging: de Milli Görüs. Alhoewel de partijen van Erbakan
verschillende malen werden verboden, groeide zijn aanhang gestaag en
won hij in 1995 de verkiezingen. Twee jaar later werd hij ten val
gebracht en werden er maatregelen afgekondigd om de islam verder terug
te dringen.

Binnen de partij van Erbakan waren het ‘jongeren’ als Erdogan (toen
nog burgemeester van Istanbul) en Gül die kritiek hadden op de koers
van de oude leider en pleitten voor een brede conservatieve partij. Er
ontstond een nieuwe partij, de Partij van Rechtvaardigheid en
Ontwikkeling (AKP), waarvan de leider Erdogan al snel het premierschap
verwierf. Onder leiding van de AKP kwam de Turkse economie uit het slop
en is het burgerlijk wetboek bijzonder gemoderniseerd. Hoofddoekjes
zijn nog steeds niet toegestaan op de universiteiten en volgens
sommigen is juist de positie van de (gelovige) vrouw onder Erdogan
verbeterd (Lees ook: Fatma verkent de digitale wereld, dankzij Erdogan
in het NRC). Toch bestaat onder een deel van de seculiere middenklasse
van Turkije de angst dat de leiders van de AKP wolven in schaapskleren
zijn. Daarom leidde de kandidatuur van Gül voor het presidentschap tot
grote demonstraties.

Volgens (echte) Turkije-kenners als hoogleraar Erik Jan Zürcher en
Europarlementariër Lagendijk (voorzitter Turkije-delegatie) is de angst
voor een radicale koers van de AKP, ook als de partij het
presidentschap verwerft, onterecht. De partij vraagt weliswaar meer
ruimte voor de islam, maar dat blijft volgens hen beperkt tot
bijvoorbeeld het dragen van het hoofddoekje op universiteiten en
publieke functies. Uit verschillende Turkse onderzoeken zou bovendien
blijken dat de steun onder de bevolking voor verdere islamisering de
laatste jaren alleen maar is afgenomen.

De belangrijkste stap die een nieuwe regering zal moeten zetten om
dichterbij het lidmaatschap van de EU te komen is de inperking van de
macht van het leger.  En daarvoor lijkt de tijd rijp te zijn. Zelfs de
Turken die de afgelopen weken demonstreerden tegen Erdogan riepen
volgens Lagendijk leuzen als "geen Sharia, geen coup", waarmee ze te
kennen gaven niet alleen bang te zijn voor islamisering, maar ook voor
een coup van het leger.

Het Turkse leger heeft angst onder de bevolking voor islamisering en separatisme (Koerden) altijd  aangewakkert en misbruikt om haar eigen machtspositie te versterken. Met het pleidooi van Hirsi Ali om de
controlerende rol van het leger te handhaven komt Turkije geen steek
verder. 

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s