Ik zag haar maar even vanmiddag. Ze zat in de tram die mij passeerde en ze straalde zo overweldigend en aanstekelijk dat ik ook moest glimlachen. Ze zag mij en ze zwaaide. En ik zwaaide terug. Daarna reed de tram weer weg.
Hoe oud ze is, hoe ze heet en waarom ze zo blij en gelukkig leek, weet ik niet. En morgen ben ik haar vast weer vergeten, maar vandaag liet ze mij nog heel lang glimlachen.
Sinds onze vluchtige ontmoeting spookt Aan Rika van Piet Paaltjens door mijn hoofd. Vanavond ga ik zijn geniale dichtbundel, Snikken en Grimlachjes maar weer eens herlezen. Drie studentjes, Aan Jacoba en natuurlijk het geweldige De zelfmoordenaar. Maar eerst Aan Rika.
Slechts éénmaal heb ik u gezien.Gij waart
Gezeten in een sneltrein, die den trein,
Waar ik mee reed, passeerde in volle vaart.
De kennismaking kon niet korter zijn.En toch, zij duurde lang genoeg, om mij
Het eindloos levenspad met fletsen lach
Te doen vervolgen. Ach! geen enkel blij
Glimlachje liet ik meer, sinds ik u zag.Waarom ook hebt gij van dat blonde haar,
Daar de engelen aan te kennen zijn? En dan,
Waarom blauwe ogen, wonderdiep en klaar?
Gij wist toch, dat ik daar niet tegen kan?
En waarom mij dan zo voorbijgesneld,
En niet als de weerlicht ’t rijtuig opgerukt,
En om mijn hals uw armen vastgekneld,
En op mijn mond uw lippen vastgedrukt?Gij vreesdet mooglijk voor een spoorwegramp?
Maar, Rika, wat kon zaalger voor mij zijn,
Dan, onder hels geratel en gestamp,
Met u verplet te worden door één trein?Piet Paaltjens (Francois Haverschmidt)
De foto is gemaakt door Johanna Butter