Alevieten en soennieten strijden vreedzaam om de erfenis van Atatürk

(Dit artikel werd op 22 juli 1995 gepubliceerd in Hervormd Nederland van 22 juli 1995)

De afgelopen maanden is opnieuw duidelijk geworden dat Turkije een kruitvat is van religieuze en etnische tegenstellingen. Tegenstellingen die ook in Nederland een rol spelen. Ons land staat sinds de oprichting van het Koerdische parlement in ballingschap vorige week in Den Haag niet meer buiten het etnische Turks‐Koerdische conflict. De Turkse regering en de Turkse gemeenschap in Nederland hebben al gedreigd stappen te ondernemen. Ook de Turkse religieuze tegenstellin‐gen tussen soennieten en alevieten gaan niet aan Nederland voorbij.

Onder invloed van de opkomst van de orthodox soennitische Milli Görüș, in Turkije politiek vertegenwoordigd door de Welzijnspartij (Refah), islamiseert de Turkse samenleving. Aan de andere kant van het Turkse religieuze spectrum pleiten de eveneens snel groeiende alevitische organisaties voor het behoud van de scheiding tussen kerk en staat. Na de onlusten vorige maand in Istanbul kunnen de religieuze tegenstellingen in Turkije een voedingsbodem vormen voor het uitvechten van politieke tegenstellingen. In de Amsterdamse Baarsjes, waar beide groeperingen ook vertegenwoordigd zijn, is de kans op escalatie klein.

ʺEerst was het Kahramanmaraș, toen Sivas en nu Istanbul. Steeds weer aanslagen op alevieten. Wij zijn het zat.ʺ De steden die Hasan Tepe, penningmeester van de Aleviti‐sche Culturele Vereniging in Amsterdam opsomt staan in de alevitische gemeenschap bekend als de plaatsen waar vele alevieten het leven lieten. In Kahramanmaraș en in Sivas waren de alevieten het doelwit van opgehitste soennitische bevolkingsgroepen. In Istanbul werden vorige maand ongeveer dertig alevieten gedood door de politie, die met scherp schoot toen alevieten na aanslagen op alevitische koffiehuizen de straat op gingen.

Het is nog steeds niet duidelijk wie er verantwoordelijk zijn voor de aanslagen op de koffiehuizen. Zoals gebruikelijk in Turkije gonst het van de complot‐theorieën. Afhankelijk van de politieke achtergrond worden onder andere de islamitische terreurorganisatie IBDAC, de Welzijnspartij, de Koerdische arbeiderspartij PKK, de Grieks orthodoxe kerk, de politie, het leger en Griekenland als mogelijke daders genoemd.

Ongeacht de politieke kleur zijn de meesten het er echter over eens dat het om een provocatie gaat, die tot doel heeft Turkije af te laten glijden naar een situatie van anarchie en terreur.

De religieuze tegenstelling tussen het orthodoxe deel van de soennitische moslims en de alevieten, die met 15 tot 20 miljoen de grootste religieuze minderheid vormen in Turkije, is al tientallen jaren één van de zwakke plekken van de Turkse Republiek.

Alevieten worden door de Turkse soennieten vaak als ketters beschouwd omdat ze losser omgaan met de regels van de Koran. In de alevitische gemeenschapshuizen (cemeviʹs) zitten mannen en vrouwen (zonder hoofddoek) door elkaar. Alevieten vasten meestal niet, ze gaan niet naar de moskee en ze bidden wanneer ze daar

page1image33541120

behoefte aan hebben. Ze geloven wel in Allah en in Mohammed als zijn profeet, maar ze zien twaalf imams als de rechtmatige opvolgers van de profeet Mohammed. Ali, de neef en schoonzoon van Mohammed is de eerste en de belangrijkste imam. De verering van Ali en de twaalf imams is de enige overeenkomst met het shiʹisme. Behalve door het shiʹisme, is het alevitisme ook beïnvloed door het sjamanisme en het vroege christendom.

Omdat het alevitisme nergens is vastgelegd, is het een verzamelbegrip geworden voor vrijzinnige opvattingen. Alevieten erkennen de Koran, maar hebben daarnaast hun eigen heilige boeken. De belangrijkste manier waarop het alevitische geloof wordt overgebracht is door middel van alevitische poëzie, die vaak onder begeleiding van de saz (een luit met lange hals) wordt gezongen. Het alevitisme kent geen hiërarchische structuur. Iedere gemeenschap heeft alleen een dede, een wijze man die de religieuze bijeenkomsten (cems) leidt en in geval van geschillen als bemiddelaar optreedt.

De alevieten hebben een pantheïstisch wereldbeeld: Allah manifesteert zich in alle levende wezens. Je moet Allah daarom volgens de alevieten niet in de hemel, in de moskee of onder een steen in Mekka zoeken, maar in jezelf en in de mensen en de dieren om je heen. De belangrijkste morele gedragsregel voor een aleviet is: eline, diline, beline sahip olmak, oftewel: beheers je hand, je tong en je lende.

Als religieuze minderheid zijn de alevieten door de eeuwen heen onderdrukt en leefden ze geïsoleerd in Centraal en Oost‐Anatolië. Hierin kwam verandering toen Atatürk in 1923 de Turkse Republiek stichtte. Atatürk haalde de alevieten uit hun geografische en sociale isolement door in hoog tempo de infrastructuur uit te bouwen en de leerplicht in te voeren. Om de verschillende etnische en religieuze groepen onder één noemer bij elkaar te brengen, creëerde Atatürk een Turks politiek nationalisme, dat nog steeds het broze fundament is van de Turkse Republiek. Atatürk ʹschiepʹ de Turkse taal en cultuur. Hij voerde het latijnse schrift in en verving alle Arabische en Perzische woorden door Turkse. Bij het zoeken naar zuiver Turkse woorden werd leentjebuur gespeeld bij de alevieten, die ‐in tegenstelling tot de Ottomanen‐ altijd Turks waren blijven spreken.

Het belangrijkste voor de alevieten was dat Atatürk Turkije tot een op westerse leest geschoeide, seculiere staat maakte. De islam moest van Atatürk terug naar de privé‐sfeer. De seriat (de heilige islamitische wetgeving) werd afgeschaft, de medresses(koranscholen) werden gesloten, het tot dan toe traditioneel getinte religieuze onderwijs werd overboord gezet en er werd een modern, seculier onderwijssysteem ontwikkeld. Het verdringen van het heersende soennitische geloof uit de publieke sfeer, gaf de ruimte aan de religieuze minderheden in Turkije om deel te nemen aan het Turkse maatschappelijk leven.

Met het door Atatürk gecreëerde Turkse nationalisme verdwenen de diepgewortelde ressentimenten en de wederzijdse vooroordelen tussen de alevieten en soennieten echter niet.

Nadat in 1950 een meerpartijenstelsel werd ingevoerd, werd de tegenstelling tussen alevieten en traditionelere soennieten steeds meer synoniem met de tegenstelling tussen politiek links en politiek rechts. De fundamentalistische groepen, die het

secularisatieproces wilden terugdraaien, kregen beetje bij beetje meer greep op het politieke en maatschappelijke leven. Dit manifesteerde zich onder andere in een toenemende bouw van moskeeën, meer bewegingsvrijheid voor fundamentalistische soennitische organisaties, het toestaan van religieuze radioprogrammaʹs en het op straat dragen van de traditionele religieuze kleding, die eerder door Atatürk was verboden.

De alevieten, die net als de progressievere soennieten het secularisatieproces van Atatürk hadden gesteund, gingen in toenemende mate hun heil zoeken bij de socialistische en marxistische bewegingen, die het duidelijkst waren in hun afwijzing van de islamisering van de samenleving. De alevieten konden zich vanuit hun geloofsovertuiging en hun relatief zwakke economische positie bovendien gemakkelijk identificeren met de socialistische doelstellingen. Zo vond er een soort herinterpretatie van de alevitische geschiedenis plaats, waarin Ali en vroegere leermeesters als de derwisj Haci Bektas Veli en de dichter Pir Sultan Abdal als vroege socialisten naar voren kwamen.

Behalve de wederzijdse vooroordelen zijn het vooral de islamisering van de samenleving en het verzet hiertegen van de alevieten, die de relatie tussen alevieten en het orthodoxe deel van de soennieten kwetsbaar maakten. In de loop der jaren zijn het de extreem‐rechtse nationalistische Partij van Nationalistische Actie (MHP) van Türkes en de extreem fundamentalistische groeperingen geweest, die deze tegenstellingen probeerden uit te buiten om hun aanhang onder soennieten te vergroten. Türkes kreeg hierbij de steun van de beruchte Grijze Wolven, die eind jarenʹ60 een gewelddadige strijd begonnen met linkse en alevitische organisaties, waarbij aan beide kanten vele doden vielen.

In 1975 hielpen de MHP en de islamistische Nationale Heilspartij (MSP) van Erbakan de Gerechtigheidspartij van Demirel (AP) aan een meerderheidsregering, die door Demirel tot de ʹregering van het nationalistisch frontʹ werd gedoopt.

De in 1972 opgerichte Nationale Heilspartij was de opvolger van de Partij van de Nationale Orde, die wegens antisecularistische propaganda verboden was. Beide partijen waren verbonden met de Milli Görüș. Dit is een religieuze beweging die islamistisch is te noemen, in die zin dat ze langs democratische weg streeft naar een reïslamisering van de Turkse maatschappij en de invoering van een politiek en economisch systeem dat gebaseerd is op de islamitische wet.

Doordat de meerderheid in het Turkse parlement alleen kon worden verkregen met de steun van deze twee rechtse partijen, hadden zij een onevenredig grote invloed op het regeringsbeleid en veroverden zij sleutelposities in het staatsapparaat. Het politie‐apparaat viel onder de verantwoordelijkheid van Türkeș, die de basis legde voor de invloed die de MHP nog steeds op de politie heeft. Türkeș, die de grootste aanhang had in de provincies waar het tot botsingen tussen alevieten en soennieten kwam, zette zijn beleid van polarisering voort.

In de religieus gemengde provincies en steden leidde deze polarisatie eind jaren ʹ70 tot pogroms. In Kahramanmaraș werd in december 1978 vanuit een moskee omgeroepen dat het doden van een aleviet vijf keer zoveel waard was als een bedevaart naar Mekka. In de daaropvolgende rellen kwamen meer dan honderd

alevieten om het leven. De huizen en winkels van de alevieten waren vantevoren met rode verf aangegeven. Ook in Sivas, Malatya en Corum vielen tientallen doden.

Verdere escalatie werd voorkomen door het afkondigen van de staat van beleg in de betrokken provincies en vervolgens door de militaire staatsgreep van 12 september 1980. Een aanleiding voor de staatsgreep was een demonstratie in Konya waar openlijker dan ooit tevoren werd opgeroepen tot omverwerping van de kemalistische seculiere republiek en de invoering van de islamitische wet. De demonstratie was georganiseerd door de Nationale Heilspartij van Erbakan. De partij van Erbakan werd na de staatsgreep opnieuw verboden, maar hij keerde in 1983 terug met de Welzijnspartij (Refah Partisi).

Ook al organiseerden de generaals na de coupe verzoeningen van alevieten en soennieten, zij konden de roep van de groeiende groep orthodoxe soennieten om verdere islamisering van de samenleving niet weerstaan. Sinds 1980 is er sprake van een snelle groei van het aantal moskeeën en koranscholen, is het tot dan toe facultatie‐ve religieuze (soennitische) onderwijs op de scholen verplicht gesteld en krijgen gedetineerden in gevangenissen godsdienstlessen via luidsprekers.

Dertien jaar lang bleven religieuze rellen uit. Tot in juli 1993 in het Oostturkse Sivas 37 alevieten om het leven kwamen, nadat groepen soennieten en nationalisten het hotel in brand hadden gestoken, waar de alevitische culturele vereniging uit Ankara een festival ter ere van de alevitische dichter Pir Sultan Abdal organiseerde. Belangrijkste gast was Aziz Nesin, de Turkse vertaler van de Duivelsverzen van Salman Rushdie.

Volgens René de Ruyter, een Amsterdamse onderzoeker, die zich heeft verdiept in het alevitische vraagstuk, werd in een plaatselijke krant en in pamfletten die in enkele moskeeën waren uitgedeeld gesuggereerd dat het festival pro PKK was en dat Aziz Nesin tijdens het festival de Koran zou hebben beledigd. Een menigte trok na het vrijdaggebed naar het hotel waar het festival werd gehouden en scandeerde aanvankelijk leuzen tegen Aziz Nesin. Later werd geroepen om een islamitische staat. Zonder dat de politie ingreep belegerde de menigte acht uur lang het hotel en stak het uiteindelijk in brand. Een parlementair onderzoek heeft de schuld van de rellen bij de organisatoren van het festival gelegd: zij hadden de bevolking van Sivas niet moeten provoceren door Aziz Nesin uit te nodigen.

De gebeurtenissen in Sivas waren voor veel alevieten in Nederland en Turkije een reden om meer over hun alevitische identiteit te weten te komen. Alevitische verenigingen schieten sinds Sivas in Nederland en Turkije als paddestoelen uit de grond. Hasan Tepe (23), penningmeester van Alevitische Culturele Vereniging in Amsterdam: ʺAlevieten houden altijd hun mond. Andere groeperingen eisen in Turkije en Nederland voorzieningen op. Het wordt tijd dat de alevieten dat nu ook gaan doen.ʺ

Een belangrijk strijdpunt blijft voor de alevieten de toenemende islamisering van de Turkse maatschappij. Tepe: ʺWij streven naar een modern seculier Turkije. Extreem‐rechts en fundamentalisten ondermijnen dit. Wat wij betalen aan belastinggeld, wordt nu besteed aan soennitische doelen. Het geld kan beter worden gebruikt om de werkloosheid op te lossen.ʺ

De angst van de alevieten voor een verdere islamisering van de Turkse maatschappij wordt vooral gevoed door de toegenomen populariteit van de Welzijnspartij van Erbakan. Deze partij mag zich sinds haar oprichting verheugen in een groeiende en breed geschakeerde aanhang, die niet alleen uit islamisten bestaat. Üzeyir Kabaktepe, woordvoerder van de Milli Görüș in Nederland, denkt dat de winst van de Welzijnspartij het gevolg is van de duidelijke stellingname van de partij tegen de corruptie in Turkije en de deplorabele economische situatie van het land. Grote verschillen in rijkdom zijn volgens de Welzijnspartij in strijd met de principes van de islam en daarom delen ze in de arme wijken van de grote steden voedsel en geld uit. Omdat de partij ook stelling neemt tegen het inzetten van het leger in Koerdistan, kan ze volgens Kabaktepe op een grote Koerdische achterban rekenen. Er zijn volgens hem zelfs alevieten die op de Welzijnspartij stemmen.

Bij de Turkse gemeenteraadsverkiezingen van 1994 wist de Welzijnspartij 20% van de kiezers aan zich te binden. In Istanbul en Ankara won de partij de burgemeesterszetel. De burgemeester van Istanbul wilde direct na zijn aantreden de alevitische gemeen‐schapshuizen sluiten, maar dit werd door de landelijke regering van Çiller voorkomen.

Na de gemeenteraadsverkiezingen zijn de regeringspartijen openlijker stelling gaan nemen tegen de Welzijnspartij. Çiller heeft al gedreigd dat ze over genoeg materiaal over de Welzijnspartij beschikt om de partij te verbieden. Kabaktepe: ʺÇiller is bang voor de snelle groei van de Welzijnspartij. Ik stoor me aan de negatieve berichtgeving over de Welzijnspartij en de Milli Görüș. Als je een bevestiging van je vooroordelen zoekt dan vind je altijd wel wat. Ze zouden het ook eens moeten hebben over wat de Welzijnspartij voor goeds doet.ʺ

De huidige problemen in Turkije alleen herleiden tot religieuze tegenstellingen is onvoldoende. De groei van de Welzijnspartij moet vooral verklaard worden als protest tegen de gevestigde partijen, die het land de afgelopen jaren in een diep economisch dal hebben gebracht, waarin corruptie, wanbeleid en schending van de mensenrechten de overhand hebben. Verdere islamisering van de samenleving kan spanningen geven met die groepen, die de seculiere staat willen behouden, waartoe behalve alevieten ook vele soennieten behoren. Maar tot escalatie van deze religieuze tegenstellingen zal het waarschijnlijk pas komen wanneer derden, zoals de MHP van Türkeș, net als in de jaren ʹ70, olie op het vuur gooien. De groeiende aanhang van Türkeș (8% bij de gemeenteraadsverkiezingen vorig jaar) is in dit verband zorgwek‐kend.

Tepe schrijft Çiller een alevitisch recept voor: ʺWat de regering moet doen is de mens centraal stellen in haar beleid, de elementaire mensenrechten eerbiedigen en de verschillende religieuze en etnische groepen erkennen en daarmee in gesprek gaan. Verder moeten deze regering en de volgende regeringen de scheiding tussen kerk en staat handhaven.ʺ

De ontwikkelingen in Turkije de voorbije weken hebben in Nederland geleid tot zeven nieuwe alevitische verenigingen en vele nieuwe, meestal jonge leden bij de zestien bestaande verenigingen. Altun Erzincanli (25) is één van honderd nieuwe leden, die

zich het afgelopen jaar aansloten bij de Alevitische Culturele Vereniging Amsterdam in de Amsterdamse Baarsjes: ʺIk ben als aleviet geboren, maar ik deed er nooit wat aan. Met soennitische vrouwen heb ik jarenlang vrouwenwerk gedaan. Soms werd er door die vrouwen erg negatief over alevieten gesproken. Eerst deed me dat niet zoveel, maar naarmate ik ouder werd, wilde ik meer over mijn culturele achtergrond weten.ʺ

De Amsterdamse antropologe Annelies van Vugt, die onderzoek deed naar de identiteit van in Nederland woonachtige alevieten, heeft de indruk dat de opkomst van alevitische verenigingen niet per definitie ook een evenredige opleving van het alevitische geloof hoeft te betekenen: ʺEr zijn ook veel alevieten die niet geloven, maar die zichzelf op basis van afstamming en alevitische normen en waarden als aleviet beschouwen.ʺ

Net als de alevitische vereniging heeft ook de Milli Görüș een afdeling in de Amster‐damse Baarsjes. En net als de alevieten kennen ook de Milli Görüș in Nederland een sterke groei. Vanaf het begin van de jaren ʹ80 heeft de beweging in Nederland een sterke organisatie opgezet, met veel nadruk op jongerenorganisaties. Jongeren worden onder andere bereikt door het oprichten van (vecht)sportverenigingen. Ondertussen zijn er landelijk 62 jongerenorganisaties, waarin niet alleen overtuigde Milli Görus‐sympathisanten participeren, maar ook jongeren die nooit in de moskee komen. In Amsterdam zijn er volgens de beweging zelfs Marokkaanse jongeren lid van de Milli Görüș.

Naar aanleiding van de rellen in Turkije gaf de Milli Görüș twee weken geleden een persbericht uit, waarin een beroep werd gedaan op de Turkse gemeenschap om met elkaar in vreedzame dialoog te blijven. Kabaktepe, woordvoerder van de Milli Görüșverwacht geen problemen met de alevieten in Nederland: ʺAleviʹs en soennieʹs hebben nooit problemen. Bij de aleviʹs staat de menselijkheid centraal en bij de soennieʹs de menselijkheid èn de gelovigheid. Of jij je nu houdt aan de regels van de Koran of niet, wanneer jij hebt gezondigd is dat iets tussen jou en Allah. En niet tussen jou en mij. Wij kunnen anderen geen kwaad doen, omdat ze zich niet houden aan de Koran. De medemens moet niet verplicht worden tot het geloven van de islam of een ander geloof.ʺ

Leden van de alevitische vereniging in de Amsterdamse Baarsjes denken ook niet dat het tot confrontaties zal komen tussen alevieten en orthodoxe soennieten. Hidir Selami (26), die later dede (religieus leider) wil worden: ʺIn Turkije is de politieke situatie veel gevoeliger. Ik heb vertrouwen in de Nederlandse democratie. Wanneer hier iemand geweld probeert uit te lokken, dan zal ie snel gepakt worden.ʺ Altun Erzincanli (25) vult aan: ʺZolang ze anderen maar respecteren, dan zullen wij hen ook respecteren. Dat hun vrouwen allemaal met een hoofddoek moeten lopen, dat is hun zaak. Maar het mag natuurlijk nooit zo worden, dat je in sommige buurten straks niet meer in een korte broek kunt lopen.ʺ

De Milli Görüș willen in het stadsdeel De Baarsjes een nieuwe moskee gaan bouwen. Van de alevieten mogen ze hun gang gaan. Tepe: ʺEr bestaat in Nederland vrijheid van godsdienst. Ze mogen best een moskee bouwen als ze dat willen, zolang er maar

niets gebeurt dat in strijd is met de Nederlandse grondwet en ze het maar zelf betalen.ʺ

Terwijl in Turkije voortzetting van het huidige beleid en de opkomst van extreem‐rechts tot religieuze spanningen zouden kunnen leiden, is de politieke, sociale en economische context in Nederland anders. In Nederland is de potentiële aanhang van de belangrijkste orthodox soennitische beweging, de Milli Görüș weliswaar groot, maar veel te klein om te kunnen streven naar islamisering van de Nederlandse staat. De organisaties van de Milli Görüș leggen in Nederland het accent van hun activiteiten dan ook op de integratie in de Nederlandse samenleving met behoud van een islamitische identiteit.

Gevaarlijker zijn de militante afsplitsing van de Milli Görüș, die gegroepeerd is rond Cemalettin Kaplan, de Ayatollah van Keulen en de in Nederland actieve dochterorganisaties van de nationalistische MHP. Over beide, in Nederland kleine organisaties is weinig bekend. Zolang deze organisaties klein blijven, is de kans op religieuze rellen in Nederland tussen soennieten en alevieten bijzonder gering.

Ewoud Butter

 

One thought

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s