In 1987 mocht ik op bezoek bij Joseph Luns in Brussel. Luns was drie jaar daarvoor gestopt als secretaris-generaal van de NAVO. Samen met andere studenten Internationale Betrekkingen vergeleken we de reactie van de Nederlandse regering op de perestrojka van Gorbatsjow met het Nederlandse Oosteuropabeleid ten tijde van de destalinisatie onder Chroesjtsjov.
Ik had Joseph Luns op mijn nieuwe typemachine een brief geschreven waarin ik om een interview had gevraagd. Ik kreeg een tweeregelig briefje terug dat hij wel een uurtje voor ons vrij kon maken. We waren welkom in zijn appartement in Brussel.
In de trein naar Brussel werd mij door mijn mede-studenten gevraagd me in te houden. Ik had me een week eerder in een prettig gesprek met Frits Bolkestein (toen kamerlid) volgens hen te vrijpostig en te kritisch opgesteld. Wanneer ik hetzelfde bij Luns zou doen, stonden we waarschijnlijk binnen de kortste keren buiten. Luns had namelijk een hekel aan critici en had helemaal de schurft aan linkse critici die hij bij voorkeur ‘de linkse elementen’ noemde. Luns was rechts en in mijn ogen toen als oud-NSB’er en sympathisant van het Oud strijders Legioen zelfs ultra-rechts. Ik beloofde plechtig me in te houden en zou ook niets te laten merken van mijn opvattingen over kruisraketten of de militaire dienstplicht.
Luns ontving ons in zijn werkkamer, een ruimte van ongeveer twintig vierkante meter, met zware klassieke meubelen. De muren hingen vol met joekels van foto’s van Luns met de Groten der Aarde. Luns met John F. Kennedy, Luns met Nixon, Luns met Leonid Brezjnew, Luns met paus Johannes de 23e en Luns met Ronald Reagan.
Zijn vrouw, baronesse van Heemstra bracht ons lauwe thee met halfzachte mariakaakjes.
Joseph had er zin in. Hij verhaalde charmant en met veel gevoel voor humor over zijn tijd als minister van Buitenlandse Zaken. Hij vertelde hoe hij zijn collega minister Beijen klein had gekregen en hoe Chroesjtsjov bij de VN met zijn schoen had geslagen tijdens een speech van een Filippijnse diplomaat. Met dedain sprak hij over de linkse elementen die veel te kritisch waren over de politiek van de VS. Een paar keer voelde ik de neiging met hem in discussie te gaan, maar ik hield me in en luisterde braaf naar de volgende hilarische anekdote. Scherpe analyses van de Russische perestrojka bleven helaas achterwege. Luns vond het leuker zijn mening te geven over politici dan over politiek. Zo was hij positief over Ronald en Nacy Reagan en uitgesproken negatief over Raisa Gorbatsjova: een ‘bitch’ noemde hij haar. Luns was een aardige kerel en een groot verteller, maar hoe die man het tot een van de machtigste mannen in de wereld had geschopt, was mij een raadsel. Amusant was het wel.
Na twee uur werden we er weer uitgezet. Joseph had een diner in de stad. Hij bracht ons naar de lift, gaf ons een hand en zei: “Het was leuk. Gelukkig zijn niet alle studenten meer links.” Toen de lift naar beneden ging, kreeg ik het gevoel alsof ik enorm gefaald had.
Een jaar later benaderde ik Luns opnieuw voor een interview. Ik deed toen onderzoek naar de Nederlandse spionnen Reydon en De Jager, die in 1961, vlak na het oprichten van de Berlijnse Muur, in de Sovjet Unie waren gearresteerd en na een showproces 2,5 jaar in een Russische cel waren beland. Ik had Evert Reydon uitgebreid gesproken en hij had het gevoel dat hun arrestatie een onderdeel was geweest van een deal van het westen met de Russen: ze waren naar de Sovjet Unie gestuurd om samen met andere westerse spionnen gearresteerd te worden, zodat de Sovjets de bouw van de Muur konden legitimeren. Op grond van het materiaal dat ik verzameld had, dacht ik er voldoende aanwijzingen waren die het verhaal van Reydon ondersteunden.
Ik schreef opnieuw een brief aan Jozef Luns om hem te vragen naarzijn herinneringen. Ik nam me voor deze keer wel kritisch te zijn, maarik kreeg nooit een antwoord.
Dit weekeinde bestonde de NAVO 60 jaar en ik moest even denken aan mijn ontmoeting met de langst zittende secretaris-generaal. Het verhaal van Reydon en de Jager is een onderdeel geworden van mijn doctoraalscriptie over het Nederlandse Oosteuropabeleid ten tijde van de Berlijnse crisis. Gezien de bronnen die ik heb gebruikt mag ik mijn scriptie niet publiceren. Het verhaal van Reydon en De Jager staat onder andere beschreven bij Buro Jansen en Janssen. In 1967 verscheen Spion voor Nato, een autobiografisch verhaal van Evert Reydon, dat is hier te lezen.